Voor kinderen

Ontwikkeling van stotteren:
Bij een kind met aanleg voor stotteren is de kans groot dat dit tussen het tweede en vijfde levensjaar naar voren komt. In deze periode is de spraak-taalontwikkeling in volle gang.
Bij een kind met stotteraanleg is de timing voor spraakbewegingen minder goed en kan het spreken onvloeiend worden.
Er zijn een aantal factoren die het stotteren uitlokken. De bekendste zijn spanning en snelheid. Hoge spanning zorgt er voor dat het kind meer last heeft van zijn ‘zwakke timing’ en dus meer stottert. Ook snelheid zorgt dat het stotteren meer naar voren komt. Een snelle taalontwikkeling maakt bijvoorbeeld dat het kind veel sneller wil spreken dan zijn spieren op dat moment aankunnen.
Veel peuters en kleuters zijn soms in hun spreken wat onvloeiend. Dit worden normale niet-vloeiendheden genoemd: Het kind herhaalt een stukje van de zin of een woord een paar keer: “Maar mama, mama, mama, ik was aan de beurt!”
Beginnend stotteren kenmerkt zich door herhalingen van delen van woorden en klanken (p-p-p-p-paard) De herhalingen klinken sneller en onregelmatiger. Of door verlengingen van klanken (ffffffiets) of blokkades
(B….oom).
Jonge kinderen zijn zich niet altijd bewust van hun onvloeiend spreken. Toch weten we inmiddels dat vroege interventie bij stotteren belangrijk is. Als het kind andere woorden gaat zoeken, met duidelijk meer spanning gaat stotteren (u ziet ook spanning in het gezich of lichaam), stopt met praten of minder praat dan anders is het zeer raadzaam hulp te zoeken.
Als u twijfelt of er bij uw kind sprake is van normale niet-vloeiendheden of beginnend stotteren kunt u  de Screeningslijst Stotteren  invullen op de site van de Nederlandse Federatie Stotteren: www.stotteren.nl

Therapie bij jonge stotterende kinderen:
Hoe jonger het kind is, hoe meer mogelijkheden er nog zijn om het spreken op een natuurlijke wijze bij te sturen.
Het doel van de therapie is om samen op zoek te gaan naar de factoren die meer vloeiendheid bevorderen.

De therapie bij jonge kinderen is allereerst meestal indirect: de ouders worden begeleid in het versterken van het spontaan vloeiender spreken van het kind.
De therapie bestaat uit een aantal bijeenkomsten van 60 minuten met ouders en kind en afzonderlijke oudergesprekken.
Inzicht in het stotteren is vaak de eerste stap. Als ouders weten wanneer hun kind vloeiend spreekt en wanneer het kind stottert en wat hieraan ten grondslag kan liggen, kan het proces tot veranderen van het stotteren  beginnen. Er wordt spelenderwijs gewerkt, de ouders en de stottertherapeut zijn aan het werk zonder dat het kind het in de gaten heeft. Als het nodig is volgt er ook een deel directe therapie, waarbij meer gericht op het spreken van het kind wordt gewerkt.

Ieder kind is uniek in zijn karakter, ontwikkeling en zijn omgeving en heeft een eigen variatie van stottergedragingen en daarbij past maatwerk van de stottertherapeut. De stottertherapeut heeft een variatie aan begeleidingsmethoden om dit maatwerk te kunnen bieden. Binnen onze praktijk wordt gewerkt met de twee bekendste therapievormen in Nederland: het DCM-Restart programma en het Lidcombe programma.

Stotteren bij kinderen in de basisschoolleeftijd
Niet-vloeiend spreken komt bij 4 à 5 procent van de kinderen op de lagere school voor.
Tijdens de basisschoolperiode maakt een kind een grote ontwikkeling door zowel cognitief en sociaal-emotioneel als betreffende de motorische vaardigheden.

Gedurende de basisschoolperiode kan het stotteren zich verder ontwikkelen. Het kind wordt zich bewuster van zijn manier van spreken en er kunnen negatieve gedachten en gevoelens ontstaan over stotteren. Hierdoor verandert ook het spreekgedrag. Er ontstaat meer vechtgedrag in de vorm van verhoogde lichaamsspanning, duwen en blokkades en grimassen of meebewegingen in het gezicht en lichaam. Ook kan zich vluchtgedrag ontwikkelen: een ander woord zoeken, spreken vermijden, spreeksituaties uit de weg gaan. Negatieve emoties over stotteren leiden tot schaamte, verdriet, minderwaardigheidsgevoelens, boosheid.

Hoe harder of iemand probeert om niet te stotteren, hoe heftiger het stotteren wordt. Negatieve gevoelens en emoties leiden tot meer spanning en de negatieve stottercirkel is rond:
-> angst om te stotteren -> spanningsgevoelens ->spierspanningen ->verstoord ademritme, sneller spreektempo, gespannen lichaam- en spreekspieren-> stotteren -> bevestiging van stotteren->piekeren over stotteren -> angst om te stotteren-> etc.

Stottertherapie bij kinderen in de basisschoolleeftijd:
Het 4 componenten model van Stournaras is het raamwerk voor het onderzoek en de therapie. In dit model vormen vier hoofdcomponenten de basisstructuur voor stotteren: de verbaal-motorische (praten/stotteren/doen), de cognitieve (denken), de emotionele (voelen) en de sociale (andere mensen) component.

Aan het begin van de therapie wordt samen met het kind en de ouders bekeken hoe zijn of haar stotteren in elkaar zit. Wat doe je als je stottert? Wat doe je om niet te stotteren? Wanneer ben je vloeiender? Hoe ziet dat er dan uit?
Dan wordt samen het doel van de therapie bepaald. Wat willen en kunnen we bereiken? Volledige vloeiendheid is niet altijd haalbaar, wel haalbaar is met plezier, makkelijk, zonder angst en spanning kunnen spreken.
In de therapie zal aandacht zijn voor alle componenten van het stotteren. Vaak wordt er in eerste instantie gewerkt aan de gevoelens en gedachten rondom het spreken, durven stotteren en durven spreken. Als je anders leert denken over stotteren, wordt je al meer ontspannen en gaat het praten makkelijker. Later wordt er geoefend met verschillende spreektechnieken en stottercontroletechnieken om het vloeiend spreken te bevorderen en eventuele stottermomenten zo goed mogelijk te kunnen opvangen.